Schrijvers
Wilt u reageren op dit bericht? Maak met een paar klikken een account aan of log in om door te gaan.

Oud Gezamelijk Verhaal

3 plaatsers

Ga naar beneden

Oud Gezamelijk Verhaal Empty Oud Gezamelijk Verhaal

Bericht  Artemis do sep 10, 2009 8:09 pm

Ik heb voor wie het interesant vind ons oude verhaal weer op het forum gezet. Wie wat heeft geschreven weet ik niet meer, maar misschien is het wel leuk om weer te lezen:

Hoofdstuk 1:

Hij keek op. Zijn hart klopte in zijn keel. Had hij dit...Nee, dat zeker niet.
Hij stond op en keek naar buiten. De straat was leeg. De orkaan was weg, de Exodus was geschiedde. Hij alleen, hij en zijn herinneringen...

Voorzichtig probeerde hij bij het raam vandaan te komen. Zijn hele appartement lag in puin. Zijn bed, zijn kast alles was kapot. In het hoekje van de kamer stond de TV nog steeds aan, maar meer dan ruis was er niet te zien. Blijkbaar lagen de lijnen plat. Hij wist uiteindelijk door de puinhoop heen bij de deur naar de gang te komen. Hij liep de trap af naar beneden en elke stap leek een aanvulling op de leegte binnenin. Bij hem was alles verwoest, maar dat was allang vóór de orkaan.

De puinhoop van de buitenwereld was niet minder dan die in zijn huis. Hij liep de straat af met grote ogen kijkend naar de ravage. Aan het eind lag zelfs een man die door het glas van zijn eigen raam was geblazen. Een hoopje vlees en bloed was het enige dat hij de wereld had nagelaten. Deze taferelen deden pijn. Zelfs een jongen die al zo veel heeft meegemaakt kan niet op tegen de verschrikking van de natuur. En het is op zo’n punt dat een mens iets wil doen, wil helpen om de wereld te verbeteren. Maar door radeloosheid en onmacht is het enige wat hij kon; op de grond zakken met tranen in zijn ogen.

Hij was verloren, hij wist dat er geen hulpverlening kwam in dit deel van de stad. De hulptroepen zouden toch niet gaan zoeken naar hem, niemand zou hem missen, en daarbij kwam dat de rest van de stad toch al genoeg hulp nodig had. Nee, hij stond er alleen voor, en alles wat hij had waren zijn herrineringen en alles wat hij op de grond vond. Tranen welden in zijn ogen toen hij zag dat zijn overbuurmeisje al door een bende moordenaars en verkrachters was gebruikt. Daar lag ze, naakt en met haar hals doorgesneden. Zijn oog viel op een hond die daar stond te blaffen naar een niet bestaande kat. Langzaam, uiterst langzaam liep hij op de hond af. Die schrok en rende weg, het gevoel van eenzaamheid overmande hem weer. Maar wat nu, die hond achterna. Hij was atletisch gebouwd dus de hond inhalen moest geen probleem zijn. Maar hij was vel over been. Hij had al lange tijd geen goede maaltijd meer gehad. Eigenlijk al niet meer toen z'n moeder jaren geleden stierf. Daarna heeft zijn vader hem alleen maar mishandeld.

Zijn maag knorde. Hij moest snel wat eten, maar wat als zijn vader daar nu klaar stond?
Dan zou hij aanschuiven aan een tafel, een bord met een groene drab zou hem voorgeschoteld worden en hij zou het niet willen eten. Echter, als hij opkeek van het bord zag hij zijn vader daar staan, met de honkbalknuppel.
'Eten.' Beveelde hij. 'Eten, zul je, rotkind!' En hij sloeg met de knuppel op tafel, het bord vloog op en de jonge jongen rende van tafel, om alvorens in de bezemkast...
Hij dacht er niet meer over na en zocht een restaurant.
Hij keek alle ruiten door om te zien of het een eetgelegenheid was. Uithangbordjes kijken deed hij niet meer sinds zijn vader...
Hij schudde zijn hoofd en keek een ruit door.
Niks dan leegte.
Hoewel de gebouwen leeg waren waren ze voller dan zijn hart.
Hij bleef nadenkend stilstaan op straat tot er een hoofd vlak voor hem op straat neerviel.
Maden deden zich te goed aan het nekvlees van diegene die hij niet kende.
Hij keek naar het hoofd. Hij bleef er naar kijken.
Toen veranderde dat hoofd in het hoofd van zijn vader dat hem toeschreeuwde:
'Kom hier, rotkind! Kom hier!' Jeffry schreeuwde en rende verder..

Links, rechts nog een rechts. Jeffry wist al niet meer waar hij was. Het enige wat hij wou was ver weg rennen. Pas na een minuut of tien durfde Jeffry stil te staan. Hij hijgde van de sprint die hij zojuist had moeten maken. Zijn maag knorde hard en de vermoeidheid sloeg toe. Hij kon niet meer helder nadenken en de gebeurtenissen van de afgelopen paar uur begonnen invloed op hem te krijgen. Hij ging zitten tegen een muurtje in het steegje waar hij was beland en viel langzaam in slaap. Hoe hard hij ook probeerde, hij was te moe en te hongerig om zijn ogen langer open te houden.

Een grote windvlaag slaat tegen het raam maar hij houd. De dreun klinkt echter hard door het hele appartement, nog een beuk en nog een. Jeffry houd zijn hoofd gebukt het glas kan elk moment breken. Als het stil lijkt kijkt hij omhoog. Het glas is er nog, maar erachter staat een man zijn gezicht is niet te zien en lijkt volledig op te gaan in een lichtbol. Hij lacht een harde, gemene lach. Jeffry raakt in paniek hij moet weg, maar hij kan nergens heen. De lichtbol van de man vervaagd en nu ziet jeffry zijn gezicht. Hij ziet hoe zijn vader de knuppel pakt en de ruit aan diggelen slaat en weer lacht

Bezweet en met zware hartkloppingen wordt jeffry weer wakker. Hij zit nog tegen het muurtje en zijn hand drukt hij stevig tegen zijn borstkas aan alsof die elk moment kan ontploffen

Met grote ogen kijkt hij om zich heen.
Het was een droom, gewoon weer zo'n stomme nachtmerrie, ook zijn vaders schuld. Alles was zijn vaders schuld, zijn geboorte, de dood van zijn moeder. Ja zelfs dat Jeffrey hier zit, ieder mens met gezond verstand was geëvacueerd. Maar nee niet zijn vader, want die keek toch niet naar het journaal. Die was bezig te zuipen, te gokken en naar meisjes van Jeffrey's leeftijd te kijken.
Langzaam werd hij weer wat rustiger. Zocht wat te eten, dat mensenvlees leek opeens zo slecht nog niet. Gewoon een klein hapje, je gaat er vast niet dood aan. En anders stierf hij wel van de honger dus wat maakt het eigenlijk nog uit? Maar nee daar lag een meloen een grote.

Hij kwijlde bijna en rende op de meloen af.
Hij pakte de meloen op en voelde wat hij hoopte te voelen: De meloen was echt.
Opgelucht nam hij een grote hap uit het ding en genoot hij er smekkend van.
Zonder ook maar enige aandacht aan de omgeving te besteden werkte hij het ding helemaal naar binnen.
Toen hij klaar was ging hij lachend onderuit liggen en sloot hij zijn ogen.
Het was even rustig tot hij omkeek.
Daar was hij weer: De man in het pak, met die lichtbol.
De man gonsde, van hard naar zacht en vice versa.
De man greep met zijn hand naar Jeffry's schouder.
Jeffry schreeuwde.
Toen hij, nog steeds schreeuwend, zijn ogen opendeed zag hij dat iemand zijn schouder vast had.
Geschrokken keek hij naar degene die bij die hand hoorde.

Het was een meid, ongeveer achttien jaar oud en doodsbang.
Dat zag Jeffry in haar ogen. Tenslotte wist hij goed genoeg hoe de ogen van een angstig iemand eruit zagen.
"Hallo." Zei ze haperend, "Ik heet Clars Bettens...En ik...ik..."

Het meisje barste in tranen uit. Jeffry keek haar aan. De tranen rolden over haar wangen en vielen op de grond uiteen. Moest hij haar troosten? Jeffry liep iets dichter naar haar toe. Hij legde zijn hand op haar schouder en wou iets onnozels zeggen als: het komt wel weer goed. Maar voor hij ook maar iets kon zeggen begon het meisje nog harder te snikken en omhelsde ze hem. Het was een warme aangename omhelzing, hoewel ietwat ongemakkelijk door de situatie. Ze keek hem aan. Ze was gestopt met huilen, alhoewel de tranen nog steeds over haar wangen stroomden. Ze waren stil, allebei. Jeffry wou wat zeggen, maar deed het toch maar niet. Misschien was het wel beter om stil te zijn. Hij ging zitten en zij kwam er vlug naast zitten. Nog steeds waren ze stil.

Eventje heel gelukkig met mekaars gezelschap. Even alle problemen vergeten.
De stilte sprak. Hun gezichten spraken boekdelen. Je zag aan haar dat zij het thuis niet breed had. Je zag ook al dat zij meer had mee gemaakt dan je eigenlijk vermoedde.

Jeffry bleef zitten.
Hij moest eten, en drinken.
Maar als hij dat moest, waarom deed hij dat dan niet?
Hield iemand hem in de gaten?
Nee, dat kon niet, hij...
Opeens kreeg hij het koud. IJskoud.
Hoewel het twintig graden was had hij het ijskoud.
Toen zag hij Die Man, hij stond in het gebouw waar ze tegenover zaten.
Zijn lichtbol verlichtte de kamer deels.
Hij lachte.
Jeffry wist waarom hij lachte, maar dacht er niet over na.
De man wees dreigend op Jeffry.
Zijn hand bleef maar wijzen.
Toen was het moment weg en alles geoorloofd.
Hij greep Clars vast, zei gehaast: 'We moeten weg hier' en samen renden ze verder het centrum in.
Op het midden van de straat stond Die Man met zijn lichtbol en hij lachte, hoewel hij geen mond had lachte hij, bijna duivels...

Shit" vloekte Jeffry, draaide zich om en schoot een steegje in. Cars achter zich aan. Nog twee straten en er was een vluchtweg, het riool in. In het riool was je veilig voor de man, daar zag je hem tenminste van ver aankomen. Tenzij de man een magisch apparaat had waarmee je je kon verplaatsen. Jeffry hoopte van niet. Hij had er wel wat over gelezen maar niet gegeloofd, Je kunt je niet verplaatsen in tijd noch ruimte, zonder er zelf heen te lopen, en de enige manier om je in de tijd te verplaatsen is afwachten tot dat gebeurd waarop je stond te wachten. "Snel, het steegje rechts" hijgde hij naar Cars. Zij schoot de steeg in, Jeffry keek nog even rond, greep een homp droog brood van de grond, en rende achter Cars aan. Binnen tien stappen had hij haar al weer ingehaald. Waarom vertrouwde Cars hem zo? Was het uit pure angst, of was zij slechts een illusie. Bedoelt om hem te laten doen wat hij niet wou? Hij schudde de twijfel van zich af. Dook onder wat puin door. En kwam uit bij een putdeksel, die toegang bood tot de plaats waar Jeffry zich weer eens verstopte als zijn vader kwaad was. En Jeffry wist te ontkomen natuurlijk. Het riool was donker, maar lang niet zo donker als zijn herrinneringen. Hij kende de weg hier. Had achttien stappen naar links een geheim vakje ontdekt. Vast ooit van smokkelaars. Daar lag een kaars en wat lucifers. Voor het geval hij onvoorbereidt het riool in zou gaan. Hij vond ze, maar de lucifers waren nat door de orkaan. Nou ja drieënzeventig stappen terug daar lagen reserve lucifers en kaarsen. Hij bad in stilte dat hij het goede aantal had, anders kon hij zoeken tot de dood erop volgde. Eén, twee, drie, vier, hij begon te lopen en zijn stappen zorgvuldig te tellen en niet te groot maken. Eén hand aan de slijkmuur, de andere om de kaars. Cars was vast wel ergens. En anders was hij haar kwijt. Ze was hier veiliger dan buiten. Tenzij er een groep mensensmokkelaars zich hier verborgen hield. Maar dan was ze nergens veilig, dus beter een halve kans op geluk dan de duivel smeken om uitstel. Hij hoorde voetsappen. Hoopte Cars aan te treffen, of nog meer vluchtelingen die al een kleine voorraad hadden. Bedden en een droom om de stad weer in te trekken. Die te herbouwen en de beschermings schilden weer overeind te krijgen. Dan was er een toekomst. Werd de man met de lichtbol geweerd en was iedereen veilig. Het kon de man met de lichtbol niet zijn, dan zag hij hem wel. Maar hij had geen zin om vermoord te worden omdat hij te luid was. Rustig liep hij verder. De andere persoon was ook alleen. Hij taste tegen de muur, de stem klonk schor, en als van een oudere man. "Nog twee stappen extra, als je lucifers zoekt." de man haalde een apparaat te voorschijn, de ruimte werd gevuld door een hels licht. Dat doofde en Jeffry knipperde met zijn ogen. De man was oud, tachtig, minstens. Hij zag er goed doorvoed uit, maar dat zei natuurlijk niks. Van mensenvlees kon je immers leven, maar iets in deze man, deed hem geloven dat hij Jeffry geen kwaad zou doen. Cars kwam op het licht af. Haar ogen afschermend om haar nachtzicht niet te verliezen.

2: Rioolverhalen

Daar stonden ze dan, alledrie.
Jeffry, Clars en die bejaarde man.
Jeffry stak met moeite zijn hand uit naar de bejaarde man en stelde zich voor.
De bejaarde man heette Bart Zwaard.
"Zou het niet handiger zijn als we even naar een bepaalde plek gingen, want die richel is ook maar een centimeter of tien, en ik heb geen zin in dat rioolwater te vallen, als je begrijpt wat ik bedoel." Zei Bart
Jeffry knikte en het groepje zocht naar een inham om te gaan zitten.
Na een meter of tien en zes kronkelige bochten verder vonden ze er een.
Klein, maar groot genoeg voor hun drie.
Bart zette de olielamp neer keek eens naar Clars.
"En wie mag jij zijn?" Vroeg hij. Hoewel dat een erg botte vraag was klonk hij niet zo.
"Carla Vredens, de naam Clars Bettens is de naam van het WPP waar ik in zit." Bart en Jeffry knikten.
"Wat brengt jullie in het riool?" Vroeg Bart terwijl hij uit zijn jaszak een pruim pakte en erop begon te pruimen.
Hij bood Carla en Jeffry er ook een aan, maar die bedankten.
"We zijn op de vlucht voor Die Man, een man met een lichtbol in plaats van een gezicht. Hij..." Maar Bart luisterde niet meer. Hij was geschrokken.
"Je zei iemand met een lichtbol in plaats van een hoofd?" Jeffry knikte.
Bart Zwaard keek Jeffry geschrokken aan, wou wat zeggen, maar viel toen flauw.

Jeffry keek Carla aan. Lange minuten waren ze stil.
Bart kwam bij. Keek in het donker, en wist gelijk dat er nog vier daglicht over waren. Hoe wisten Carla en Jeffry niet. Barts maag knorde. "Zullen we wat gaan eten" zei Bart. Stond op, pakte de lamp, en liep weg zonder om te kijken of ze hem volgden. Liep het donker in, volgde wat rioolsteegjes. Floot her en der helder wachtte en floot dan nog eens. Waarschijnlijk waren het geheime wachtwoorden. Bart kroop door een kleine opening, volgde een kreekje.
Liep door en kwam een heel eind verder tot stilstand. Drukte tegen een steen die in beweging kwam.
"Welkom in het oude gedeelte, van hieruit leidden we alle herstelwerkzaamheden." Ze liepen naar een oudere vrouw, "Hoi lieverd" zei Bart, gebarend om drie nappen. Ze namen plaats aan een lange tafel. Ergens uit een langs fakkels verlichte hoek kwam een man op hun af. "Wie zijn je vrienden, Bart?" zei de nog jonge man. Zijn neus was vaker gebroken geweest, dan er dagen in een maand zaten. "Ach, gewoon wat mensen die ik in het riool heb ontmoet. Dit is Jeffry", op de jongen wijzend "en die andere is Clara" Na een blik op de kinderen, krabbelde de man wat neer in een versleten boek. "Jullie zijn hier te gast, gedraag je anders zul je de buitenlucht nimmer meer aanschouwen."
Jeffry en Clara aten gulzig. Keken rond. "Daar zijn plaatsen, om te slapen." Gapend besefte Jeffry dat hij best wel moe was. "Morgen zal ik helpen waar dat nodig is" was het laatste waar Jeffry aan dacht vlak voordat hij in slaap viel. Na vele uren was het de volgende ochtend. Een heerlijke nacht, waarin Jeffry voor het eerst minder bang was dan ooit te voren. Clara en Jeffry stonden op, liepen naar Bart, die hun wat brood gaf. "Als je hier gevoed wil worden moet je werken, Clara jij gaat de was doen" hij wees naar een oude put waar al meerdere mensen zaten te wassen. "En jij bent hard nodig, bij de reconstructie van de poort. De balken zijn gedeeltelijk verrot en we kunnen wel wat sterke mannen gebruiken."

Het werk was zwaar en vermoeiend. Eindeloze uren stond Jeffry te sjouwen en te doen.en ook Clara ging het niet veel beter af. Het boenen was niet zozeer zwaar, maar wel erg vies werk. De andere vrouwen die met de was bezig waren keken treurig en spraken niet. Dit was niet wat Carla wilde. Ze wou graag bij andere mensen zijn, maar dit leken amper mensen. Ze waren bleek, kwamen nooit boven de grond en waren alles behalve vriendelijk. Deze gemeenschap leek meer op een groep slavenarbeiders dan een groep gelukkige mensen. Om één uur luidde er een klok die aanduidde dat het tijd was voor het middageten.
Jeffry en Carla zaten samen aan tafel. Ze spraken niet veel en aten ook weinig. Beiden zaten ze in diepe gedachten verzonken. Beide wouden ze weten hoe het nu verder moest. De bel luidde opnieuw ten teken Dat iedereen weer aan het werk moest. Pas om acht uur mocht iedereen weer stoppen met werken en dook iedereen zijn bed weer in, omdat morgen om zeven uur iedereen weer gewekt zou worden en hun volgende taak zou krijgen. Jeffry viel niet meteen in slaap. Hij lag op zijn rug en probeerde in de duisternis te zien op hij Carla kon zien. Hij had haar de hele dag amper gesproken of gezien en maakte zich een beetje ongerust. Carla lag een eindje verder op. Haar ogen staarden naar het plafond, dus zij was ook nog wakker. Jeffry kroop naar haar toe, zijn handen tastend in het duister. Hij wist botsingen te voorkomen en kwam uiteindelijk bij Carla. Ze keek hem aan. Het was zo donker dat Jeffry bijna niks van Carla’s gezicht kon zien. Alleen haar blauwe ogen straalden treurig. Plotseling werd Jeffry een beetje warm van binnen. Hij keek terug, recht in haar ogen. Hij voelde dat hij dat moest, hij kon niet wegkijken. Een glimlach kroop over zijn lippen. Carla keek weg. “Ik wil hier, Jeffry”. Haar stem was al net zo droevig als haar ogen.”Waarom ben je zo verdrietig?” “Dat lijkt door dit donkere hol te komen, iedereen kijkt droevig. Er is hier iets flink mis.” Jefrry begreep wel wat ze bedoelde. Hij had zich hier ook niet echt op zijn gemak gevoeld. “Morgen gaan we naar Bart, dan vertellen we hem dat we verder willen.” “Blijven we wel samen?” Opnieuw bekroop Jeffry dat warme gevoel. Hij boog naar Carla toe en fluisterde: “Altijd”.
De volgende morgen werden ze om zeven uur gewekt. Jeffry lag samen met Carla in het zelfde bed. Iedereen verzamelde zich rondom Bart en ze kregen te horen wat ze moesten doen. Een kwartier later was iedereen vertrokken om zich klaar te maken voor de taak van die dag en alleen Jeffrey, Carla en Bart stonden daar nog. Bart keek het tweetal vragend aan. “Nou, wat wouden jullie vragen?” “nou ehhh…” Jeffry begon plots te stamelen, alsof de woorden niet normaal uit zijn mond wouden komen. “Zie, wij wouden graag verder. Wij willen terug boven de grond, het is ons hier iets te donker en koud.” “Natuurlijk!” zij Bart lachend. Jeffry schrok en ook Carla deed een stapje achteruit. Er was iets onvriendelijks aan die lach, alhoewel hij Jeffry bekend in de oren klonk. “Er is alleen één probleem”, ging Bart verder, “kijk, we hebben jullie hier nodig. Bovendien hebben wij nog nooit eerder iemand laten gaan. Gaan jullie maar gewoon je werk doen en laat andere mensen zich maar zorgen maken over die buitenwereld van jullie”.

"Oké" Zei Jeffry verstomd. Bart lachte.
"Nou, gaan we nog aan het werk of wat?" Vroeg hij vervolgens met een boze stem.
Jeffry en Carla zwegen en gingen weer aan het werk.
Bart lachte, stroopte zijn mouw op en keek naar de tatoeage die hij op zijn linkerarm had.
Het was een bebloed zwaard omhuld met bloerige rozenstruiken.
Een tekst, die om het plaatje liep, zei:
'Arbeid adelt, Zwarte harten branden'
Hij lachte, pakte een stukje brood en at er gulzig van.

"We moeten zien te ontsnappen." Fluisterde Jeffry naar Carla.
"Ja, dat zeg je nu al voor de zoveelste keer, maar ik denk dat het zinloos is. Daarbij, hier is leven! En eten!" Jeffry knikte en ging door met werken.
"Je zei dat je in het WPP zat." Zei Jeffry opeens. Carla keek zonder emotie naar hem.
"Ja, maar ik heb het er liever niet over. De persoon waar ik tegen heb getuigd is toch al weg, waarschijnlijk." Zei ze bot en werkte door.
Toen kwam Bart aangelopen. Hij trok lachend aan zijn pijp en blies de rook uit in het gezicht van een werker.
Jeffry keek rond of hij een bekend gezicht zag, maar er was niemand bekend.
Hij zuchtte en werkte door.
Toen hij al een kwartier bezig was tikte iemand hem op zijn schouder en vroeg diegene:
"Jeffry, ben jij dat?" Jeffry keek om en zag het gezicht van zijn vader. Hij lachte gemeen.

De schrik zat er in het opvolgende uur nog goed in. De ontmoetingen met een oude vriend, die hij eerst voor zijn vader had aangezien, had een aardig schrikmoment opgeleverd, maar met name de plotselinge gedrag’s veranderingen van Bart waren schrikbarend. De man had op hun eerste ontmoeting zo aardig en behulpzaam geleken, maar nu was hij niet meer dan een sluwe, achterbakse slavendrijver. Het harde werk ging gewoon door, maar Jeffry was er niet helemaal met zijn hoofd bij. Hij moest aan de ontsnapping denken. Het beste leek het hem om er ’s avonds stiekem tussenuit te kruipen, maar ze zouden makkelijk verdwalen en hadden geen flauw idee waar ze hier nu precies waren. Plots moest hij aan een gesprek denken die hij eerder op de dag had gehad met Zen, zijn oude vriend. Zen was een van de chinezen die in de uithoeken van de stad woonde. Hij had verteld dat hij hier terecht was gekomen nadat hij en de rest van zijn familie het riool in waren gedoken bij gebrek aan een schuilkelder. De waterspiegel was door de oorkaan echter sterk gestegen en ze waren van elkaar weggedreven. Zen had hier onderdak en voedsel gekregen, maar kwam er al snel achter dat de boel niet klopte. “Al snel bleek die Bart niet te zijn wie hij zij dat hij was.” Zei hij. “We moesten steeds harder en langer werken. Bovendien ging hij hier met vreemde mensen om. Een s in de zoveel tijd kwam er hier een vreemde man. Ik heb hem zelf nooit gezien, maar men zegt dat hij geen hoofd heeft. Alleen een grote hoeveelheid licht lijkt er uit zijn nek te komen!” Uiteraard was Jeffry behoorlijk geschrokken door deze mededeling. Hij wist zeker dat hij weg moest en Carla moest met hem mee. Misschien… Misschien dat Zen iets wist?
Artemis
Artemis
Admin

Aantal berichten : 142
Registratiedatum : 10-09-09
Leeftijd : 33
Woonplaats : Assen

http://drakey90.blogspot.com/

Terug naar boven Ga naar beneden

Oud Gezamelijk Verhaal Empty Re: Oud Gezamelijk Verhaal

Bericht  De Hertog vr sep 18, 2009 8:37 pm

Ik wacht wel tot de film uitkomt kijk ik die wel
De Hertog
De Hertog

Aantal berichten : 97
Registratiedatum : 11-09-09
Woonplaats : Wageningen

Terug naar boven Ga naar beneden

Oud Gezamelijk Verhaal Empty Re: Oud Gezamelijk Verhaal

Bericht  Mr. Writer vr sep 18, 2009 8:39 pm

Laughing xD
Mr. Writer
Mr. Writer

Aantal berichten : 151
Registratiedatum : 10-09-09
Woonplaats : Venlo

Terug naar boven Ga naar beneden

Oud Gezamelijk Verhaal Empty Re: Oud Gezamelijk Verhaal

Bericht  Gesponsorde inhoud


Gesponsorde inhoud


Terug naar boven Ga naar beneden

Terug naar boven


 
Permissies van dit forum:
Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum