Even een vraagje om raad
3 plaatsers
Schrijvers :: Café :: Vlotte Babbel
Pagina 1 van 1
Even een vraagje om raad
Ik zou graag wat van jullie advies kunnen gebruiken.
Ik werk momenteel een tijdje aan een verhaal, 130 paginas nu (a5 formaat).
Het verhaal speelt zich af in een fictief land, en aan lezersreacties te lezen ben ik erin geslaagd dit fictieve land niet fictief over te laten komen. Alsof het werkelijk bestaat.
De kunst zit hem in de presentatie van het land, het verhaal mag geen reisgids worden van dat land.
Daarom vertel ik bewust enkel de hoognodige zaken over het land. Dus geen uitgebreide cultuurbeschrijving, ligging of geschiedenis, enkel de zaken die belangrijk zijn om het verhaal te begrijpen.
Maar nu knaagt toch het gevoel dat ik een soort ''achtergrond'' pagina moet hebben, waarop ik kort en bondig wat vertel over het land. Aanvankelijk wilde ik dit niet, omdat dat soort dingen een fictief land fictief maken, en de lezers op een natuurlijke manier kennis wilde laten maken met het land. Maar misschien is zo'n achtergrond van het land wel handig voor de lezer om de belangrijke feiten op een rijtje te kunnen krijgen.
Wat denken jullie?
Voor een indruk, hier het 1ste hoofdstukje...
Note: mening is niet die van de schrijver, enkel die van de personages.
Ik werk momenteel een tijdje aan een verhaal, 130 paginas nu (a5 formaat).
Het verhaal speelt zich af in een fictief land, en aan lezersreacties te lezen ben ik erin geslaagd dit fictieve land niet fictief over te laten komen. Alsof het werkelijk bestaat.
De kunst zit hem in de presentatie van het land, het verhaal mag geen reisgids worden van dat land.
Daarom vertel ik bewust enkel de hoognodige zaken over het land. Dus geen uitgebreide cultuurbeschrijving, ligging of geschiedenis, enkel de zaken die belangrijk zijn om het verhaal te begrijpen.
Maar nu knaagt toch het gevoel dat ik een soort ''achtergrond'' pagina moet hebben, waarop ik kort en bondig wat vertel over het land. Aanvankelijk wilde ik dit niet, omdat dat soort dingen een fictief land fictief maken, en de lezers op een natuurlijke manier kennis wilde laten maken met het land. Maar misschien is zo'n achtergrond van het land wel handig voor de lezer om de belangrijke feiten op een rijtje te kunnen krijgen.
Wat denken jullie?
Voor een indruk, hier het 1ste hoofdstukje...
Note: mening is niet die van de schrijver, enkel die van de personages.
- Spoiler:
- I
Ciudad de Santa María, Républica de Vertadoría, maandag 28 juli 1958
Het was een hete zomeravond in de hoofdstad van Vertadoría. Ernesto Vítor Carrasco de Calleja reed op zijn motor, een echte Royal Enfield, door de rustige straten van zijn woonwijk, het rijkere deel van Santa María. Hij had de hele dag in de schoolbanken gehangen van de universiteit. Ernesto volgde een rechtenstudie, het was een leuke maar soms moeilijke bezigheid. Rechten lagen nogal gecompliceerd in dit land.
Af en toe kwam Ernesto een bekende tegen, zoals nu. ‘Ernesto! Cómo estás?’
‘Sí, bien, muy bien!’ riep Ernesto dan toe terwijl hij verder scheurde op zijn motor, en nog net wist uit te wijken voor een passerend voertuig.
Ernesto reed langs de prachtige neoclassicistische villa’s die gelegen waren in wijk. Ze woonden zelf ook in zo’n villa. Dat hadden ze te danken aan zijn vader, die werkte als afdelingshoofd van de COSENA, Comision de Seguridad Nacional, eigenlijk gewoon de geheime politie. Zijn vader, Pablo, sprak nooit over zijn werk. Ernesto kon wel raden waarom. Politiek was behoorlijk taboe om over te spreken, en de geheime staatspolitie was niet meer dan een gewelddadig verlengstuk van generaal Montero. Montero werd na het overlijden generaal Montana beëdigd tot de nieuwe president en tevens ook als generaal. Het was allemaal te zien op de staatstelevisie. De hele buurt werd ingeroosterd om in het buurttheater te komen kijken naar de beëdiging. Degenen met een eigen televisie hadden mazzel. Daarna hield Montero een grote militaire parade over de grote avenue voor het parlementsgebouw. Iedereen kreeg een nationaal vlaggetje in de hand gedrukt, wie het beste juichte maakte kans op een paar honderd Vertadoriaanse pesos. Wie niet juichte werd weg geëscorteerd en mocht een paar nachtjes slapen in de cel, tussen de ratten en vlooien. Vanaf het begin wist hun nieuwe president precies hoe hij het moest aanpakken. Politieke gevangenen werd amnestie verleend, maar allemaal werden ze in de weken daarop opnieuw gearresteerd voor zogenaamd nieuwe misdrijven.
Ernesto kwam aan bij zijn huis, een grote crèmewitte villa omgeven door mango-, sinaasappel- en palmbomen. Zijn moeder zat in haar stoel aardappelen te schillen, zoals ze zo vaak deed. Ze zat er dan vredig bij, alsof er geen zorgen waren in het leven, terwijl er een gouden gloed van de zon over haar gezicht viel. Ernesto begroette zijn moeder met een zoen op haar wang. Hij kon goed met haar opschieten. Beter dan met zijn vader in ieder geval. Ernesto zette zijn witte pothelm af een liep door naar het huis. Zijn broers moesten al wel thuis zijn, zij hadden gemakkelijke schoolroosters. Waarschijnlijk zaten ze samen met vader sigaren te roken in de patio, te midden van de heerlijke geuren van hun bloementuin. Bij iedere haal van de sigaar konden ze de zoete geuren van de bloemen proeven, alsof ze aan de cannabis zaten.
Zoals verwacht zaten zijn broers en vader in de patio, lurkend aan een sigaar en af en toe namen ze een teug van hun cider. Ze begroetten hem luid.
‘Ernesto, eindelijk thuis jongen. Wij zitten ons hier al de hele middag te bezatten!’ Estéban lachte erbij en bood Ernesto een fles cider aan.
Ernesto weigerde, met deze warmte zou hij zo lam kunnen worden, het was beter als er naast Adela nog iemand anders nuchter was in het huis.
Ernesto had twee broers, Estéban en Enrique. Enrique was de jongste, Estéban was de oudste. Alle drie studeerden ze aan de Universidad de Santa María. Estéban studeerde koloniale geschiedenis, Enrique studeerde medicijnen. Hun studies werden betaald door hun vader, maar Ernesto wist al lang dat het eigenlijk geld uit de staatskas was. Hun vader had een redelijk goed salaris, voor een ambtenaar, maar hij kwam regelmatig thuis met een geldkoffertje. Er werd nooit over gesproken, alleen om te vragen waar ze het aan zouden uitgeven. Zo hadden ze de villa, de Mercedes-Benz W-170 en de universitaire opleidingen kunnen betalen. Vader was altijd enorm trots op zijn auto. Niet veel mensen hadden een auto, en zeker niet zo’n dure. Het was een robijnrode, glimmende wagen, zo eentje waar ook de Nazi’s in rondreden. Op de voorkant van de motorkap had hij trots een nationaal vlaggetje gezet.
Ernesto nam wat fris te drinken en rookte een goedkope, maar overheerlijke sigaar. Hij dacht na over zijn studie, rechten. Een paar jaar terug had hij daarvoor gekozen omdat het hem leuk leek, en hij kon er later goede zaken mee doen. Nu was Ernesto daar niet zo zeker meer van. Officieel was de rechterlijke macht nog onafhankelijk in Vertadoría, maar Ernesto vermoedde dat de junta op alle mogelijke wijzen de rechtbank belemmerde een goed oordeel te geven. Wie bewijzen had dat de staat te maken had met een moord, kon het mooi schudden. De junta zorgde er altijd voor dat er geen lijk was, en de rechtszaak was van de baan. Als een burger van moord verdacht werd, kwam die zonder meer terecht achter de tralies, ook al was er geen bewijs. Als de moordenaar geschikt was voor het leger, moest hij daar vijf jaar dienst doen en kon hij daarna vrijuit gaan. Veel rechters waren daarnaast ook corrupt, de staat bracht opzettelijk de lonen van rechtsambtenaren omlaag om hen zo vatbaar te maken voor niet eens zulke grote bedragen. Soms werd de staat van beleg afgekondigd, dan stonden de rechters helemaal buitenspel. De coupplegers van 1945 hadden ook de staat van beleg afgekondigd, om zogenaamd de orde te kunnen handhaven.
Die avond, tijdens het eten, vond er weer eens een verhitte discussie plaats tussen de broers en hun vader. Hoewel politiek taboe was, werd er soms over gesproken, wat meestal uitliep op heftige discussies. De broeders waren felle socialisten, of in ieder geval antikapitalisten, hun vader was als hoge topfunctionaris gedwongen het semifascistische regime van de junta te verdedigen.
Ernesto’s onschuldige bruine ogen, die hij van zijn moeder had, leken tijdens de discussie om te vormen in de ogen van zijn vader. Twee ego’s zaten recht tegenover elkaar aan tafel. Het was maar beter dat zijn moeder af en toe tussen beiden kwam, om een handgemeen te voorkomen.
Er viel een doodse stilte. Niemand aan tafel nam nog de moeite een punt te maken, uit vrees voor een eindeloze en vooral zinloze ruzie. Politiek was bij hen taboe, omdat ze vreesden voor de junta, maar vooral omdat het altijd overduidelijk was dat de mening van hun vader haaks stond op hun eigen mening.
Ernesto en zijn broers zwierven in hun jeugd veel rond door Santa María, waar ze getuige werden van armoede, onderdrukking en racisme. De uitbuiting van de armen was gigantisch, wie wilde overleven moest werk hebben en de kapitalistische kliek maakte daar gretig misbruik van. Ze werden hierin indirect gesteund door de junta, een marionettenregime van de Verenigde Staten. Vertadoría was een bananenrepubliek, waar veel Amerikaanse ondernemingen makkelijk winst konden maken. De junta bevorderde de vrije markt, hielden hun ambtenaren bewust corruptiegevoelig en lieten het volk bewust omkomen van de honger, alles om een gunstig klimaat te creëren voor de kapitalisten.
De broers walgden van dit onrecht, van deze onmacht en horror. De onverschillige democratische parlementen in het vrije westen, lieten dit oogluikend toe, en keurden het af en toe publiekelijk af om vervolgens geen poot uit te steken. Ze hadden er in het westen immers belang bij dat Vertadoría zo uitgebuit werd. Net zoals in Guatemala, Nicaragua, Venezuela en Brazilië. Net zoals Afrika, honderden jaren lang. Er was buiten Afrika geen Afrikaan, geen neger, op deze wereld die geen familieverleden had als slaaf van een blanke, of armoedzaaier door de blanke.
Het kapitalisme predikte dat men door hebzucht rijk zou worden, zo ook de maatschappij. Maar in de praktijk, lukte dit nergens, ja wel daar in het noorden. Kapitalisme had geleid tot economische ongelijkheid, sociale ongelijkheid, klassen met sociale polarisatie tot gevolg. In het ergste geval ontstond er zo racisme. En racisme, werkte altijd in het voordeel van kapitalisme. Volgens het principe verdeel en heers.
Al op jonge leeftijd, een jaar of zestien, zweerden de jongens te strijden tegen dit onrecht en de kant te kiezen van de zwakste. Ze zweerden altijd te handelen uit hun overtuiging. De jongens zweerden bij een revolutie, een revolutie die een einde zou maken aan de kapitalistische puinhopen. De revolutie was belangrijk, en ieder individu, op zich, was onbelangrijk. Maar de mooiste kwaliteit van een revolutionair, was het diepe gevoel van onrecht jegens ieder persoon overal ter wereld te voelen.
Kort voor ze gingen studeren, noemden zij zich revolutionairen, radicalen. zij wilden het regime van Montero, het systeem, omver werpen en opkomen voor de zwaksten.
Diezelfde avond kwam Antonio Macías de la Vega langs. Antonio was een goede vriend van Ernesto. Met zijn vieren maakten ze vroeger de grootste lol. Het was pas later, dat Ernesto besefte dat Antonio het allemaal niet zo makkelijk had. Zijn ouders waren gescheiden, hijzelf presteerde slecht op school. Een aantal jaar terug raakte Antonio betrokken bij een vechtpartij in een nachtclub. Zijn vriendin werd lastig gevallen door een brede kerel. Antonio was ondanks zijn lengte de sterkste van de twee. De brede man moest met hoge nood naar het ziekenhuis, hij had blijvend letsel opgelopen. Antonio was nog minderjarig, hij hoefde niet langdurig de gevangenis in. Wel was al zijn hoop op een goede toekomst vervlogen. Volgens een nieuwe wet was het voor onderwijsinstellingen verboden om mensen met een strafblad toe te laten.
Antonio had dat, er was nergens een universiteit of school meer te vinden, die hem toeliet. Deze wet was net een mes, dat aan twee kanten sneed. Het zorgde ervoor dat jonge mensen wel beter uitkeken met hun agressie, en tegelijkertijd gaven veel jonge criminelen zich op voor het leger, de laatste plek waar ze nog een eer konden behalen zonder diploma of opleiding. Ook Antonio had zich opgegeven voor het leger van generaal Montero.
Antonio was niet zomaar langsgekomen. Hij kwam afscheid nemen. Het leger stuurde hem en vijf anderen op een speciaal uitwisselingsprogramma voor ‘zeer bekwame soldaten’. Het hield gewoon in dat Antonio gedurende een paar maanden een militaire opleiding zou volgen in Georgia, de Verenigde Staten. Antonio vertelde trots over de prestigieuze opleiding, de Escuela de las Américas. Het was dé militaire opleiding waar generaals, kolonels en andere hoge officieren vanaf kwamen, en wie nog geen officier was, die werd het wel na zijn opleiding.
Ze dronken met zijn vieren nog een fles cider leeg, en wensten elkaar veel sterkte en geluk. Antonio liep het huis uit en zwaaide zijn grote rugzak over zijn rug. Hij zette zijn bruinleren kap op en daarover de stofbril. Antonio stapte op zijn motorfiets, en keek een laatste maal achterom. Hij grijnsde breed en stak toen zijn hand in de lucht.
‘Hasta la vista! Companeros!’ riep Antonio. De broers zwaaiden hem uit, toen hij de straat uit reed. Daar ging Antonio, zijn geluk beproeven, het geluk wat hij zo weinig had in het leven. Ernesto wenste voor hem, dat hij de beste officier van zijn opleiding zou worden. Een wens, waar hij later nog op terug zou komen.
richard- Aantal berichten : 28
Registratiedatum : 14-09-09
Leeftijd : 32
Woonplaats : Utreg
Re: Even een vraagje om raad
Ik ben hou zelf veel van Fantasy, waarbij uiteraard juist heel veel wordt uitgelegd, maar ik denk dat ik er in jouw geval niet meer over zou vertellen dan voor het verhaal nodig is. En die dingen/weetjes die wel nodig zijn voor het verhaal kun je vaak gedurende het verhaal wel duidelijk maken, zodat je geen geschiedkundige pagina over de historie en weet ik veel hoeft te maken. Ik denk namelijk dat dat minder goed bij jouw stijl past.
Re: Even een vraagje om raad
Zoals Artemis al zei, niet teveel informatie.
Ook dacht ik spontaan aan El Che onder het lezen, maar dat zal wel niet de bedoeling zijn.
Ik voeg meestal een heel onmogelijk element in om de fictie te benadrukken, maar ja: Het is maar wat je ding is.
Veel succes nog.
Ook dacht ik spontaan aan El Che onder het lezen, maar dat zal wel niet de bedoeling zijn.
Ik voeg meestal een heel onmogelijk element in om de fictie te benadrukken, maar ja: Het is maar wat je ding is.
Veel succes nog.
Mr. Writer- Aantal berichten : 151
Registratiedatum : 10-09-09
Woonplaats : Venlo
Schrijvers :: Café :: Vlotte Babbel
Pagina 1 van 1
Permissies van dit forum:
Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum
|
|